/ Indonesië

De een zijn dood is de ander zijn brood

Begrafenissen zijn bij ons niet de meest vrolijke gebeurtenissen. Zeker niet iets waar je naar uitkijkt en nog minder iets waar je graag naar toe gaat. De eerste vraag die wij echter stelden toen we in Rantepao aankwamen was echter:"En, wanneer is er nog een begrafenis?" Welkom in Tana Toraja, waar mensen lijken te leven om dood te gaan.

We genoten van de eerste week in Sulawesi, in de regio Tana Toraja waar groot uitgevallen stenen en rotswanden begraafplaatsen zijn. Overal zijn ze terug te vinden, zowel in de rijstvelden, langs de wegen of half verstopt in het woud. Babies kregen een speciaal plaatsje in bomen. Ze hebben een heel eigen begrafeniscultuur hier, in Tana Toraja. Als er iemand sterft, dan moeten een aantal ceremonies voorbereid worden voor de echte begrafenis kan plaatsvinden. Dat bestaat onder meer uit het bouwen van een soort van dorp met allemaal tribunes. Voor de begrafenis geldt immers ook: 'hoe meer zielen, hoe meer vreugd'!

Dat het bouwen van zo'n dorp dan wel wat tijd in beslag kan nemen, dat deert hen niet. De overledene wordt ingebalsemd zodat hij vers genoeg blijft om thuis nog wat gasten te ontvangen. Iedereen kan dan nog voor een laatste keer op de koffie, of thee, bij de dooie, of er samen(?) iets mee eten. Pas na een paar weken of maanden, is er genoeg geld ingezameld en is het hele 'begrafenisdorp' klaar voor de ceremonie.
Deze laatste bestaat voornamelijk uit het dragen van de kist die in een soort huisje zit door ruim 20 man, gevolgd door een hele stoet mensen, familie en vrienden maar ook onbekenden, uitgedoste buffels en ook wel wat onwennige toeristen. Hoe meer volk, hoe meer eer voor de dode. Onderweg wordt af en toe eens goed geschud met de kist, terwijl er getierd en geroepen wordt, van blijdschap lijkt het wel. Wat we vooral niet zagen bij de mensen, waren tranen.

Er worden ondertussen zwijnen aangevoerd, zonder overdrijven tientallen, die geslacht worden voor de vele kijklustigen. Afhankelijk van de belangrijkheid van de overleden persoon, worden ook één of meerdere buffels geslacht op een behoorlijk simpele en wrede manier. Bij ons bleef het beest na een niet zo welgemikte slagaderlijke macheteslag nog zo'n 10 minuten op de grond creperen voor het helemaal de geest gaf. Ondertussen was de menigte al lustig thee aan het drinken en cake aan het eten. Het avondmaal hebben we overgeslagen want onze overhaastige gids wilde op tijd, om 16u30, thuis zijn...

We bezochten, samen met een gids, een aantal traditionele dorpen en begraafplaatsen, gaande van hangende rotsgraven tot massa's familiegraven in een grot. Zoals steeds met local guides, waren we de man in kwestie na twee dagen zo beu als nasi goreng. Meestal komt het 'gidsen' erop neer dat Ruth vragen stelt en dat de man die zo 'goed' mogelijk probeert te beantwoorden. Uit zichzelf iets vertellen blijkt altijd heel erg moeilijk. Accurate info geven is ook blijkbaar al vrij ingewikkeld, laat staan met passie over de bezienswaardigheden vertellen. We zijn er nog niet veel tegengekomen die het echt goed doen. Een schande voor het beroep... .

Na twee dagen trokken we er dan maar zelf op uit om nog een paar plaatsen te exploreren in het prachtige gebied van de Toraja. Het landschap is doorspekt met rijstvelden, bergjes, stukjes jungle en kleine pittoreske dorpjes. Een brommer is het vervoermiddel om je er te verplaatsen en dus sprongen we achter het stuur van een kleine automatische Honda-scooter ondersteund met een kopie dat een plannetje van het gebied moest voorstellen. We planden voor onszelf een tour tot aan het dorp Nangalla.
De wegen waren in het begin goed en alles ging vlot. We volgden netjes ons plannetje en we tsokten met ons brommertje naar boven. De weg werd echter niet alleen steeds steiler maar vooral ook steeds slechter. Wat eerst een asfaltbaan was, werd een baan met niet veel meer asfalt over tot uiteindelijk grote gladde keien die langs alle kanten voor gevaarlijke slippartijen zorgden.

We kropen met onze brommer voorzichtig en traag naar boven, tot bij een koffieplantage. Het was al lastig maar het kon niet meer ver zijn, dachten we. Eenmaal in de koffieplantage was de weg van de klasse 'geen weg meer'. Onze benzine stond al in het rood en in de nabije verte kwam een dreigend, donker onweer opzetten. Alle 'brommers' die netjes gestald waren bij de personeelsingang van de koffieplantage zaten onder de modder en hadden een verdacht hoog trailbike-gehalte. Bij het vragen aan de sporadische voorbijbiker naar hoe ver het nog was, kregen we antwoorden variërend van 3 tot meer dan 10 kilometer... .

Tsjah, daar stonden we dan. We hadden al heel veel moeite gedaan om tot daar te geraken en waren al lang op weg. En wat doe je dan? Terugkeren of niet? En wat doe je als je Ruth en Kurt bent? Juist ja, blijven gaan, met de gedachte dat het zeker niet nog erger kan worden. Echter, we kwamen er al vlug achter dat we de wegen van Sulawesi niet mogen onderschatten en dat de term 'weg' een heel erg rekbaar begrip is, net als de Sulawesische kilometers, en in het algemeen Indonesische uren, ook wel eens 'rubber time' genoemd. De gladde keien werden vervangen door listige modderpaadjes waar het zelfs te voet door wandelen al behoorlijk lastig was. Meermaals verloor Ruth haar teenslippers in de modder (achterop de brommer blijven zitten was immers gekkenwerk) maar Kurt bewaarde zijn coolheid.
We zaten als echte dummies op het trailbike-parcours met ons brommerke voor dummies maar Kurt deed een onevenaarbaar Joel Smetske op het gladde raceparcours. De locals staarden ons aan maar bleven ons verder weg sturen op het gladde 'modderdek'. We hadden geen tijd om te wanhopen of om stil te staan bij hoe hopeloos de situatie er wel uit zag. Vooruit met onze gemotoriseerde geit en verder glibberen tot in Nangalla was het enigste wat we konden doen. Een dikke 3 uur later stonden we van kop tot teen en van stuur tot wiel in de modder terug op een normale asfaltbaan. We zijn nog nooit zo content geweest om simpel asfalt te zien.

Aan ons brommeravontuur hield Kurt een hardnekkige keelontsteking over die hem een dagje in bed hield. Een beetje rust en wat medicatie deed kleine wonderen en na nog een dagje rustig wandelen ruilden we de kerkhoven en begrafenissen van Tana Toraja in voor de jungle en een nieuwe local guide van Lore Lindu National Park... .


In our society, funerals are not the most happy events. Certainly not something to look forward to, or you like to go to. However, the first question we had when we arrived in Rantepao was: "And... when is the next funeral?" Welcome to Tana Toraja, where people seem to live to die.

We enjoyed our first seek in Sulawesi a lot. In the region of Tana Toraja, everything stone, rock or cliff seems to be a kind of cemetery... some smaller rocks even one-grave cemeteries. Literally everywhere, you can find them, in the rice paddies, along the roads or half hidden in the forests. Babies had a special place to be buried: in the trees. The people in Tana Toraja have a rather unique way of burying people, including waiting a few weeks or months so everyone can have a last drink with the dead person, building a village for the ceremony and some kind of food fight during the ceremony. We didn't see any tears during the funeral. It's more a 'the more, the merrier'-thing. But still, it was great, and after four days cruising around with a scooter, we thought it was time to swap funerals and great views of rice paddies and jungle for Lore Lindu National Park...

De een zijn dood is de ander zijn brood
Share this